Kumasi, Ghana, 24 – 27 maart 1997
Kokrobite, Ghana, 27 – 31 masart 1997
Accra, Ghana, 31 maart – 1 april 1997
Ik ben in Kumasi, een grote stad in Ghana, enige honderden kilometers van de kust. Ghana is christelijk. En daarvan willen ze getuigen ook.
Waar anders dan hier heb je Autospuiterij Psalm 23. (De heer is mijn herder, staat er bij geschreven). Of Kapsalon De wil van God. En uit vele winkeltjes en bedrijven schettert de gospel net zo hard als de reggae.
Zonder krullen, a.u.b.
Net als in andere steden van Ghana is Kumasi volop in ontwikkeling. Er worden nieuwe wegen aangelegd. Huizen gebouwd. Overal zie je auto’s en brommers, afval, computerwinkels, nette pakken met stropdassen, veel schreeuwerige reclame.
Ik ga op zoek naar een boekhandel. In een Engelstalig land moet ik toch een leuke thriller kunnen kopen. En er zijn veel bookshops.
De eerste verkoopt alleen kantoorartikelen.
‘Romans,’ vraag ik.
De eigenaar, een wat oudere man, loopt naar buiten en legt uit dat ik om de hoek moet wezen en dan de straat uit.
Ik doe wat me gezegd wordt, dat gebeurt niet vaak. En ik vind de volgende boekwinkel, een grote, zo lijkt het. Maar binnen is alleen christelijke literatuur te krijgen. Er zijn mensen die vinden dat dit precies is wat ik nodig heb. Maar een Amerikaans boek met geselecteerde bijbelteksten of het levensverhaal van een televisieprediker is niet wat ik spannend vindt.
Na nog twee grote boekhandels, andere kerk, andere bekeringen, heb ik het gevoel dat ik in zonde leef. In een achteraf straatje, in een klein boekwinkeltje trap ik de duivel op zijn staart. Ze verkopen er tweedehands romans. Ook thrillers, met moord- en doodslag. Leuk.
Ik ben verbaasd over de dynamiek van de steden van Ghana. Ik heb dat alleen nog maar in Abidjan, Côte d’Ivoire, gezien. Maar daar zag je op de achtergrond de hand van de vele Fransen, die er wonen.
Ook hier zie je heel veel hele kleine bedrijfjes, en ook grotere. En minder blanken.
Later, in Kokrobite (ko-kro-bie-teh), aan de kust, kom ik Norman tegen. Een Deen. Hij heet niet echt Norman, maar is zo gedoopt door Engelsen, die vinden dat hij op Norman Wisdom lijkt.
Norman doet onderzoek in Ghana. Recente geschiedenis. Van de laatste twintig jaar.
We zitten op het strand onder een rieten zonnescherm.
strand
‘In de grote steden vind je een behoorlijke groep mensen, die op een westerse manier leven. Ze trekken zich minder aan van de uitgebreide familie. Ze werken, sparen soms, beginnen een bedrijf.’
Hij lacht. Hij heeft een smal gezicht, een grote zwarte bril, en een baseball pet. Hij ziet er cooluit.
‘Maar het overgrote deel van Ghana leeft zoals de rest van Afrika.’
Met zijn hand wijst hij naar het strand.
Aan het strand van Kokrobite bevindt zich Big Milly’s Backyard. Een hotelletje voor rugzakreizigers. Eenvoudig. Gezellig. Een ommuurde tuin met huisjes, kamertjes, koud bier en drie maal daags een simpele hap. Wendy is Big Milly. Een wat oudere Engelse vrouw die in Ghana haar stek gevonden heeft. Al bij mijn aankomst waarschuwt ze me.
‘Neem geen waardevolle spullen naar het strand. En laat ze ook niet achter op je kamer.’
Ik luister natuurlijk niet en in mijn geval loopt het goed af.
We lopen met ze vijven over het strand. Norman en ik. Drie Engelse vrouwen. Ook op vakantie in Ghana. En allemaal hebben we onze fototoestellen bij ons. Want er is veel te zien op het strand.
Meteen buiten de poort bevinden zich de vissersboten van Kokrobite. Langwerpig en traditioneel. De enige aanpassing aan de moderne tijd, maar wel een belangrijke, is dat aan de zijkant een driehoekige houten uitstulpsel zit, waaraan een buitenboord motor is bevestigd. Het vissen is hierdoor vele malen effectiever geworden.
Een stukje verderop wordt op een traditionele manier vanaf land gevist. Met een boot wordt een net enige honderden meters in zee gebracht. Vanaf land wordt het daarna binnengehaald. Er zijn tientallen mensen nodig om het net, met de schamele vangst, aan land te krijgen.
Twee kilometer verder zien we het volgende vissersdorp. De mannen zijn bezig om de schepen aan land te trekken, buiten de vloedlijn.
Maar voordat we bij dit van dichtbij kunnen bekijken, moeten we goed oppassen. Aan beide zijden van het dorp bevinden zich de stranden waar de bevolking haar behoefte doet. Onze neuzen waarschuwen ons al. Overal liggen de drollen. Eb en vloed zorgen voor de schoonmaak. Twee keer per dag wordt er doorgetrokken.
Het aan wal trekken van de vissersschepen is een flink karwei waar weer vele mannen en jongens voor nodig zijn. Er wordt gebruik gemaakt van planken en ronde stalen buizen om de schepen over het strand te rollen. Als ik een foto maak, van enige afstand, houdt het werk op en komt iemand naar me toe om af te rekenen. Je bent blank en overal is er sprake van dollarisme.
vissen
Op heel veel plaatsen in Afrika zijn er twee prijzen en twee behandelingen. Op eerste gezicht lijkt het racistisch. Blanken betalen veel meer en worden anders, vaak beter behandeld dan zwarten. Totdat je nauwkeuriger kijkt. Ook de zwarte Engelse wordt anders behandeld. Moet meer betalen.
En dan realiseer ik me dat het afhangt van de portemonnee, dollars.
Veel Afrikanen zijn, tot in hun ziel, dollaristisch. Als ze een rijke buitenlander zien, dan is het jachtseizoen geopend. En voor hen zijn alle westerlingen rijk, ook de armste rugzakreiziger. En daarin hebben ze gelijk. Want tussen die reiziger en de rijkste man ter wereld, Bill Gates, is minder verschil dan tussen die reiziger en het overgrote merendeel van de Afrikanen. Wij kunnen keuzes maken, reizen, geld verdienen in ons eigen land. Voor het overgrote deel van de Afrikanen ligt die vrijheid buiten bereik.
Als we langzaam teruglopen naar het dorp, groet een zwarte jonge man ons en loopt met ons mee. Ieder moment verwacht ik een verkooppraatje. Misschien wacht hij totdat we zijn strandhutje passeren.
Maar hij heeft iets anders op het oog. En als ik door het water plons, mijn slippers in de hand hoor ik achter me een schreeuw. Van een van de Engelse vrouwen. Ik draai me om. De zwarte man loopt hard weg.
‘Hij heeft mijn rugzakje,’ roept de Engelse vrouw.
Norman rent. Ik ren.
Door het mulle zand en daarna twee meter klimmen om van het strand af te komen, een weg over. Een paar Ghanese mannen zien ons rennen en proberen de dief te onderscheppen, maar hij is behendig en vlucht een gebied met bosjes is.
‘Vijfduizend cedi’s, reward, ‘ roep ik. Vijf gulden beloning.
De achtervolging wordt ingezet. Maar als snel stap ik met mijn blote voeten in wat stekels en moet ik mijn slippers aantrekken. Norman en de Engelse vrouwen zijn op het strand achtergebleven. Ik loop verder, in de richting van de achtervolging, maar de meute is uit het zicht verdwenen. Na een paar minuten zie ik de achtervolgers staan. Het rugzakje ligt op de grond. Ik pak het op en loop ermee terug naar het strand.
De Engelse vrouw bekijkt de inhoud.
‘Mijn fototoestel is weg,’ zegt ze. ‘En de sleutel van mijn kamer.’
We besluiten maar terug te gaan naar het hotel. Niemand van ons heeft geld bij zich en als we tegen de Ghanese achtervolgers zeggen dat voor een beloning, en iets kleinere natuurlijk, ze mee moeten lopen naar Big Milly’s, een paar kilometer verderop, is er verbazingwekkend weinig animo.
Maar als we halverwege zijn komt een van de jongens ons achterop.
‘Key,’ zegt hij en wijst.
We overleggen en uiteindelijk besluiten Norman en ik om terug te lopen.
We proberen de jongen uit te horen, maar hij spreekt verder geen Engels. Als we weer bij de plek van de beroving zijn wijst hij naar het gebied van de bosjes. We lopen een stukje mee, maar we hebben het gevoel dat er iets niet klopt.
Na een paar minuten verschijnt er een oudere man, met nog maar een paar tanden in de mond. Toch denk ik dat hij jonger is dan ik. De man spreekt Engels en we vertellen hem van de beroving.
‘Je moet meekomen,’ zegt hij dan. Hij wijst naar een heuvel, waarop we een dorpje zien liggen. Een paar kilometer lopen, minstens.
‘Wat doen we,’ vraag ik Norman.
‘We hebben geen geld,’ zegt hij. ‘En wat moeten we daar doen.’
‘De verzekering dekt de schade,’ zeg ik. Dit keer heb ik geen zin om het avontuur tot het einde te volgen.
‘We gaan naar het hotel,’ zegt Norman tegen de oudere man.
De man protesteert en voor de tweede keer heb ik het gevoel dat er meer aan de hand is.
‘Wij willen de camera terugkopen,’ zeg ik tegen de man.
Weer probeert hij ons mee te krijgen naar het dorp, maar de beroving en alles wat er na gebeurt is, heeft ons voorzichtig gemaakt.
We vertellen hem in welk hotel we verblijven en drukken hem nogmaals op het hart dat we de spullen heel graag terug willen.
Een dag later ‘s avonds zitten we onder de bomen, bij Big Milly’s en praten over de diefstal met de man die is aangesteld als nachtbewaker. We hebben niets meer gehoord en vermoeden dat de camera inmiddels naar Accra verdwenen is.
‘Het zijn allemaal dieven,’ zegt hij.
‘Maar hier is het veilig,’ zeg ik gekscherend.
‘Zeker weten,’ zegt de nachtwaker, volkomen serieus. Hij is een wat oudere man, groot en gespierd. Hij draagt een vuil wit hemdje.
‘En als er iemand over de schutting klimt,’ vraag ik.
‘Dan schiet ik,’ zegt hij.
Een van de Engelse vrouwen reageert onthutst. ‘Maar je vraagt zo iemand toch eerst wat hij daar doet.’
‘Natuurlijk niet,’ zegt de nachtwaker, verbaasd over zoveel naïviteit. ‘Dan schiet hij eerst.’
Ghana, tips.
Alaska Beach
In Busua verbleef iedereen oorspronkelijk altijd in het Busua Beach Resort. Maar dat is inmiddels heel erg luxe, heel erg duur en heel erg steriel. Gelukkig zijn er andere plekken waar je naar toe kan. En vanaf nu, de eerste hut is net af, is er Alaska Beach.
Twee Amerikanen en een Ghanees hebben er een bar en als de elektriciteit er is, medio april, ook een restaurant. Reken dus maar op het najaar. Dan kan er weer redelijk goedkoop en leuk uitgerust worden in Busua. Want het strand is (bijna) perfect.
P.S. T-Ray gaat voor de beste hamburgers ten zuiden van de Sahara zorgen.
Big Milly’s Backyard
Kokrobite is niet ver van Accra. Big Milly’s Backyard is de plaats waar Wendy haar achtertuin heeft. Rugzakreizigers kunnen daar goedkoop en gezellig een paar dagen aan het strand doorbrengen. Pas wel op je spullen.
kust Ghana