Donderdag 19 september 2013. Sinop.
Een dag om bij te komen van de vermoeienissen en de pijntjes.
Hotel: Sinopark Otel
Oude stadsmuren
Bootje op de werf
Haven
Woensdag 18 september 2013. Ayancik – Sinop
De eerste dertig kilometer waren typisch voor deze reis. Relatief korte maar heel steile hellingen. De een na de ander. Daarna werden de hellingen niet minder hoog maar wel minder steil. Rustiger om tegenop te klimmen. Ook de afdalingen waren minder steil, met als grote voordeel dat je langer kan genieten van de meters die je hebt geklommen.
We kwamen vroeg in de middag aan in Sinop en vanzelf kwamen we uit in het gebied van de haven. Restaurantjes, cafeetjes en leuke hotels.
We kozen voor Sinopark Otel, een prima hotel met een prachtig terras. En op enkele tientallen meters van de haven en de terrassen.
Hotel: Sinopark Otel
Dinsdag 17 september 2013. Abana – Ayancik.
Na twee stevige heuvels, met stukken weg met een stijgingspercentage van ruim boven de 10%, reden we 20 kilometer vlak langs de kust in een Nederlands tempo. Na Türkeli, bij Güzelkent, hadden we de keus. Gaan we rechtdoor en volgen we de D010 of gaan we linksaf?
We kozen voor linksaf en dat hebben we geweten. Eerst ging het steil omhoog en daarna nog wat steiler. We kwamen door wat hele kleine dorpjes en de mensen keken verbaasd toen ze ons voorbij zagen komen. Ze riepen wat en wij zwaaiden vrolijk terug. We waren tenslotte boven. Google Maps en Open Streetmap toonden beide een weg langs de kust en daar zaten we volgens de GPS precies op. Via een weg met betonplaten gingen we nog steiler naar beneden dan dat we naar boven waren gegaan.
Bij een klein riviertje veranderde de weg. Eerst wat grind en daarna werd het een gewoon pad. De weg steeg naar ongeveer honderd meter boven de zee en werd smaller en smaller. Rotsblokken lagen op het pad waar we ternauwernood tussendoor konden manoeuvreren. Een stuk van het pad was verzakt, we moesten te voet klimmen, samen een fiets dragend, en dan weer terug voor de andere fiets.
Hele stukken van de weg waren overwoekerd met doornenstruiken, voornamelijk bramen. We fietsten er doorheen. Snel maar bloederig. Schrammen op armen, benen en voeten. Hier en daar moest nog een doorntje verwijderd worden.
Het eerste dorpje wat we daarna tegenkwamen was klein maar er was gelukkig drinkwater uit een bron bij een moskee. Ook stonden er twee Duitssprekende mannen. Nee, er was niets in het dorp. Ja, dat was de weg naar Ayancik. Bij vertrek bleek mijn achterband leeg. Hij was al twee dagen ’s ochtends wat slapper, dus dat was nu definitief geworden. De band geplakt en net toen we weer wilden vertrekken bleek de band weer leeg. Nog een keer geplakt, het bakje aan de poort van het huis naast de moskee was daarbij heel handig. Inmiddels waren ook bouwvakkers gearriveerd die grote deuren en hekwerken begonnen uit te laden. Bij het derde vertrek ging alles goed. Vers water aan boord en de band bleef heel. De steenslagweg ging steil omhoog. Als het al moeilijk fietsen is op een asfaltweg omhoog dan is steenslag nog enkele graden lastiger. We ploeterden omhoog. Bij het kracht zetten schoten stenen onder onze achterbanden weg.
Het was inmiddels al achterin de middag en we zaten inmiddels al weer ruim boven de 100 meter toen de vrachtauto van de bouwvakkers ons achterop kwam. We konden mee, er was ruimte zat voor de fietsen. We hadden de keus: gaan we voor de prestatie of voor het bier.
In Ayancik hadden we een aangenaam hotel met een hele goede douche en een prima diner in het restaurant ernaast.
Hotel: Yavuzlar
Maandag 16 september 2013.
Per auto Amasra – Inebolu
Per fiets Inebolu – Abana
We wisten al dat onze routeplanning scherp was, maar we hadden niet echt voorzien dat de steile heuvels van Noord-Turkije zoveel extra tijd en energie zouden kosten. En natuurlijk hadden we ook niet voorzien dat we tijd zouden verliezen door een valpartij.
Maar gelukkig is dit een vakantie en geen prestatietocht, alhoewel de tocht natuurlijk wel een prestatie is.
Via de receptie van het hotel hadden we daarom een taxi geregeld die ons 174 kilometer verder langs de kust zou brengen, van Amasra naar Inebolu. Van Amasra naar Cide volgden we de kustweg. Daarna vond de chauffeur het beter om via het binnenland te rijden.
Om toch weer een beetje in het ritme te komen hadden we besloten om van Inebolu naar Adana te fietsen.
Adana is niet het leukste plaatsje aan de Zwarte Zee kust. Er hing een benauwd en naargeestig sfeertje. Geen leuk terras of restaurant. Uiteindelijk zijn we maar op bankjes in een parkje gaan zitten met victualiën in een grijze zak die we bij de lokale snoepwinkel hadden gehaald. Een paar bankjes verderop werden meiden, in spijkerbroek en met hoofddoek, nogal stevig de les gelezen door een oudere man. Waarom was niet duidelijk maar het leek erop dat ze niet op de bankjes mochten zitten. De meiden moesten er verschrikkelijk om lachen maar ze vonden het tegelijkertijd toch ook echt niet leuk.
Zondag 15 september 2013. Amasra.
Amasra is een kleine toeristenplaats, waarvan het oorspronkelijke gedeelte op een schiereilandje en een eilandje ligt. Er komen voornamelijk Turkse toeristen. Amasra is oud en werd al genoemd door Homerus (als Sesamon).
Amasra is niet erg groot maar wel heel mooi en plezierig. Door zijn typische vorm zijn er drie baaien, een oostelijke, een westelijke en een noordelijke. Met er tussen een paar kronkelige straatjes vol met winkeltjes, restaurants en hotelletjes. In de haven liggen vissersboten.
Zoals de foto’s laten zien is Amasra een heel fotogeniek plaatsje. De oudheid is duidelijk aanwezig, met oude muren en een prachtig Byzantijns kerkje.
Hotel: Isikaltin
Zaterdag 14 september 2013. Zonguldak – Amasra.
Herman riep: “Er ligt olie op de weg, het is glad.”
Een stuk verder kruiste ik het oliespoor, in een bocht. Het was er vlak en we gingen niet hard meer, maar toch nog wel zo’n 25 kilometer per uur. Eerst was mijn achterwiel weg, en daarna mijn fiets. Als een Donald Duck eendje hing ik even ik de lucht om daarna fors tegen het asfalt te kwakken.
“Aaaargh,” kreunde ik. Geen lucht. Schok. Pijn.
Midden op de weg. Er was net even geen verkeer, dat was goed. Herman kwam naar me toe. Ik krabbelde op. Dat lukte, een beetje tot mijn verbazing. Schaafwonden op mijn ellenboog. Mijn schouder deed pijn. Mijn heup ook. Herman trok mijn fiets naar de kant. Een tas was los. Het stuur stond scheef maar met de iPhone, mijn GPS, was niks aan de hand.
Na een minuut of vijftien reden we verder, maar de linkerkant van mijn lijf was beurs en begon steeds meer signalen van ongemak te versturen.
Ik heb, in eerste instantie, nog 23 kilometer doorgefietst. Maar het ging niet echt lekker. Mijn lijf protesteerde, deed pijn. Bij een stop, waar we zoete drankjes en chocola nuttigden, was het genoeg. Amasra zou ik zo niet halen. We moesten proberen om een taxi te regelen. Maar hoe doe je dat in een Turks dorpje ver weg van alles.
Je loopt naar het plaatselijke theehuis en begint in het Duits. Binnen de kortste keren stond het terras van het theehuis vol en uit het theehuis ernaast kwamen de mannen ook toegelopen. Daar stond ik met mijn fietshelm en geschaafde arm. Een man, wat ouder en ronder dan de anderen, sprak een paar woorden Duits. Er werd gebeld en heel veel onder mekaar Turks gesproken. Op een gegeven moment komt er een blauw busje voorbij gereden. Het was in het Turks maar ik kon de conversatie bijna letterlijk volgen.
“Waar gaan jullie heen?”
“Bartin.
“Hebben jullie plek voor twee hele domme Hollanders die ons mooie land doorfietsen. Eentje is gevallen. Hij is wel heel erg zielig.”
“Prima.”
Dus hadden we een lift in een busje van twee lassers. Plek zat voor ons en onze fietsen. De Duits sprekende man had nog even tegen me gefluisterd: “Zwanzig euro.” De betaling voor het meenemen.
In Bartin zochten we aansluitend vervoer, maar dat was niet zo gemakkelijk. Taxi’s waren te klein en busjes wilden ons niet meenemen. Dus klom ik met mijn beurse lijf weer op de fiets. Het was ten slotte maar 17 kilometer en het was een doorgaande weg. De eerste zes zoefden voorbij en toen kwam de afslag naar Amasra. Daarna ging het vijf kilometer, soms heel steil, omhoog, naar uiteindelijk 350 meter. Na twee kilometer wilde mijn lijf niet meer. Ik moest op zoek naar een geheime voorraad energie en daarna naar een nog geheimere. Hoe ik boven gekomen ben weet ik niet want het ging maar door.
Boven begon het te regenen, te gieten en te hozen. De weg werd glad en we moesten net zo steil naar beneden als naar boven. Ik durfde niet harder dan 20 kilometer per uur, de auto’s reden toeterend langs ons en ik zag soms niks. Het was koud. Het duurde gelukkig niet lang.
Trillend van vermoeidheid en kou kwam ik beneden aan. Herman regelde snel een hotel en tegen iedere traditie in nam ik eerst een warme douche en daarna pas een Efes biertje.
Vrijdag 13 september 2013. Eregli – Zonguldak
Het ontbijt was goed. Vers brood, gekookt eitje. Geen koffie, dat was wel een min-puntje.
We wilden binnendoor naar Zonguldak en nog verder. Dat hebben we geweten. We gingen de stad uit en we ging omhoog. Steil. En het werd al snel warm. En steiler. En warmer. We schoten geen meter op. Als je het hoogteplaatje beneden ziet snap je voor een gedeelte waarom. De wegen waren ook nog slecht. Het eerste half uur hadden we nog wel wat afstand afgelegd maar daarna werd het minder. Wat doe je dan? Een iets minder steile weg zoeken. Maar dat is de autoweg, de D010. Wij het weggetje in naar de D010. Iedere paar minuten werden we gepasseerd door een enorme vrachtwagen met kolen uit een openluchtmijn. En natuurlijk ging dit verbindingseeggetje omhoog, steil omhoog.
Rond een uur of elf, na drie uur fietsen hadden we zo’n dertig kilometer afgelegd, kwamen we op de 4-baans autoweg. Met goede vluchtstrook. In het begin ging het iets omlaag en weer iets omhoog. We hadden een paar keer een prachtig uitzicht. Na een paar kilometer begon de ideale afdaling: recht en niet te steil. Iedere klimkilometer werd zo met rente uitbetaald. Met een gangetje van veertig tot vijftig zoefden we naar beneden. Kilometer na kilometer tot aan de kust.
Na bijna zestig kilometer gereden te hebben kwamen we in Zoguldak aan en het was genoeg. Tijd voor een biertje.
Hotel: Emirgan Hotel (prima, beetje klassiek, maar redelijk geprijsd. Prachtig terras met uitzicht op zee)
Donderdag 12 september 2013. Kocaali – Eregli
Geen ontbijt. We hebben wat van het noodrantsoen (de repen) gegeten en onderweg wat uit een winkeltje. Het grootste gedeelte van onze route was langs de autoweg die vlak langs de Zwarte Zee loopt. Uitzichten en de vluchtstrook was breed genoeg om relaxt te kunnen fietsen. Onze baan ging op een gegeven moment kilometers door tunneltjes, maar de andere baan niet. En die vluchtstrook beviel ook prima.
Hotel: Elif Hotel (prima, balkon met uitzicht op zee)
Eregli heeft langs de boulevard, maar dan iets hoger langs de bergwand, prachtige straatjes waar restaurants en barretjes zijn. Met, over de boulevard heen, een prachtig uitzicht op zee. We hebben er ’s middags na aankomst de lunch genuttigd, met het traditionele biertje (wat we zeker verdiend hadden).
Woensdag 11 september 2013. Kocaali.
Wat valt op na vijf dagen Turkije. Daar is geen gemakkelijk antwoord op. Je neemt alle vooroordelen natuurlijk mee achter op de bagagedrager. Maar ik doe toch een poging en ik ben bang dat het niet heel verrassend is. Kan ik ook niks aan doen.
Er zijn twee Turkijes. Een traditionele en een moderne. Kandira, een provincieplaatsje, is meer traditioneel, een beetje meer oriëntaals. Veel geluiden op straat, allemaal kleine winkeltjes en bedrijfjes. Geen echte restaurants, maar wel veel eethuisjes. De mensen, vrouwen met name, zijn traditioneel gekleed. Maar nog steeds zijn er winkeltjes met bier en raki.
Istanbul en veel kustplaatsjes zijn modern, of voor een gedeelte modern. Vrouwen lopen er westers bij, niet anders dan in Amsterdam op een warme dag.
De infrastructuur is goed ontwikkeld. Snelwegen, nieuwe auto’s, openbaar vervoer in alle moderne en traditionele vormen, 3G netwerken, elektriciteit, waterleiding.
Er is veel sociale controle. Toch iets van een meer traditionele samenleving. Er wordt veel naar je gezwaaid en getoeterd. En wij zwaaien terug natuurlijk. De mensen zijn verschrikkelijk aardig. En omdat we op vakantie zijn, zijn wij ook verschrikkelijk aardig. In Turkije is veel meer collectief. Dat lijkt heel positief, maar dat betekent meteen dat er minder individueel is. Zo liep er in het kroegje in Kandira een homo rond. (We hebben dat niet getest natuurlijk.) Hij gedroeg zich als een homo uit het Nederland van de jaren vijftig. Als een Albert Mol. Alsof dat de enige manier is om zichzelf te zijn. Uit de ene kast in de andere.
We worden regelmatig aangesproken door mannen die Duits spreken (we worden niet aangesproken door vrouwen). Er zitten nogal wat gepensioneerden tussen. Vroeg gepensioneerden. Met 47 met pensioen is niet abnormaal, maar ze zeggen ook dat dat nu minder wordt. Als ze horen dat wij tot 66 door moeten (of nog langer) hebben ze bijna meelij met ons.
Turkije is niet anders dan veel landen die zich ontwikkelen. Zelfs Nederland kent, in andere woorden, het verschil tussen de traditionelen en de modernen.
Erdogan is de premier van de traditionelen en tegelijkertijd de premier van de vooruitgang. En dat is precies het dilemma hier. Met de vooruitgang krijg je een betere economie met meer goed opgeleide mensen die zelf willen bepalen hoe ze hun leven willen inrichten. Meer mensen die ruimte willen voor hun individualiteit. En dezelfde Erdogan probeert dat dan weer tegen te houden.
Wat dat betreft is Turkije eigenlijk heel normaal, niet anders dan hoe wij waren tot de jaren zestig en hoe nu nog China en Rusland en Brazilië zijn.
Nog wat tour informatie.
We hebben twee keer gegeten bij Ozür. Achter de bar is een aangenaam terras onder de druivenranken en we hebben er twee keer een grill schotel gegeten. Lamsvlees, köfte en een heerlijke salade. Omlijst met een flesje Turkse wijn.
Dinsdag 10 september 2013. Kandira – Kocaali (aan zee).
Heel vroeg weg. Geen reden om langer te blijven. Ontbijt was een glaasje Turkse thee. Chai noemen ze het. Sterk, maar dat is niet erg. En wat broodachtige snacks. Pittig. Voor half acht zaten we op onze fietsen.
Het eerste stuk was nog heuvelachtig, met enige pittige bergjes. Daarna werd het vlakker en vlakker en konden we tempo maken. Eindelijk. De wind was tegen dus werd het tweede gedeelte van de rit echte Hollands. Behalve het landschap natuurlijk. En het weer, want het weer was goed.
Waar gaan we stoppen was de vraag. We reden langs de kustweg in Karasu (boulevard is een veel te groot woord voor deze weg). Wel hotels maar het zag er allemaal niet aantrekkelijk uit. Wel waren belangrijke ondersteunende functies (strandtent, restaurant) aanwezig, toch was het niet echt iets voor een dagje rust.
Doorgereden naar Kocaali en, wonder boven wonder, een aantrekkelijk hotel, of liever, een aantrekkelijke kamer. Eigen terras met zon en schaduw. Goede bedden en een goede badkamer. Ontbijt (omelet) aan het strand voor 3 euro (de twee). Een echte pleisterplaats (maar Herman nam dat meteen weer te serieus).
Eksioglu Apart Otel in Kocaali